5 VALSE NOOT

 

Ik was bijna de hele week ziek geweest. Dus was het op deze maandag hoog tijd om weer eens te gaan wandelen. In de afgelopen week was het kwik flink gedaald en ik had dat in mijn ziekbed helemaal gemist. Daardoor werd ik op deze grijze dag min of meer overvallen door de kou. Maar vooruit, de vaart erin en zo kwam ik weer op temperatuur. Van de hele wandeling van een uur is me deze keer echter niet zoveel bijgebleven. Alleen dat er nog maar twee eenden overgebleven zijn in  'mijn' moerasje, waar het voorheen krioelde. En dat een beetje ekster nog steeds iets te eten kan vinden op de rug van een schaap. En dat de wereld er toch anders uitziet als alles zo grijs en koud is. En dat er geen andere mensen zijn, die zich met dit weer geroepen voelen om te gaan wandelen. Behalve ééntje dan.
Want op de terugweg bevond zich een eind voor mij op de dijk nog iemand. Een man, die ietwat moeilijk en onregelmatig liep, in een tempo dat iets trager was dan het mijne. Hij schoot niet zo op.
Wat mij betreft zou het best Sinterklaas hebben kunnen zijn, die er even alleen op uit was. En die op de dijk zijn stramme benen strekte en een beetje aan het opladen was voor een nieuwe ronde kindertjes verblijden. ‘Mijn’ dijk was daar een uitgelezen plek voor. Ik zag dat hij o-benen had, wellicht dankzij het paard Americo.
Langzaam maar zeker haalde ik hem in. Ik begon automatisch wat harder te lopen, zodat ik niet een hele tijd op gelijke hoogte met deze andere wandelaar zou blijven hangen. Ik keek al eens af en toe of hij mij zag, dan zou ik met een korte groet voorbij gaan. Maar hij keek niet op of om. 'Ook goed, dan loop ik gewoon even flink door.' Dacht ik.
Juist toen ik hem genaderd was, klonk er een gedempte knal. Mijn gezicht vertrok. Deze valse noot had ik niet verwacht. Hij had een onmiddellijk effect op mijn lachspieren en gooide zo mijn voorbijwandelplannetje behoorlijk in de war. Wat nu?
Moest ik mijn opborrelende schaterlach inhouden en gewoon gedag roepen en net doen of ik niets gehoord had? Dat ging mij niet lukken. En ik wilde de oudere man niet in verlegenheid brengen.
De twijfel sloeg toe. Had hij er echt eentje laten vliegen?
Uiteindelijk zei ik niets, maar ik verhoogde mijn wandeltempo aanzienlijk, dan zou ik binnensmonds lachend dit alles snel achter mij kunnen laten.
Maar het lukte me niet om hem in te halen, want dan moest ik inmiddels bijna gaan hardlopen. Er was ongemerkt iets veranderd. De man had zijn tempo aangepast aan het mijne.
Òf hij wilde dit gênante gebeuren snel achter zich laten, òf hij kon er niet tegen om ingehaald te worden, òf ...  Allerlei mogelijkheden spookten door mijn hoofd. En terwijl hij steeds maar harder doorstapte, begon ik aan een sukkeldrafje. Maar nog steeds kwam ik hem niet voorbij. Toen ik opzij keek, zag ik dat hij inmiddels ook overgegaan was in een draf. Ik rende nu nog harder. Hij ook. Wat was dit? Een dwaze race voor twee personen over een dijk?
Buiten adem gaf ik het op. Ik liet mijn looptempo helemaal afzakken, terug naar mijn eigen comfortabele wandelsnelheid.
In de grijzige verte klonk een gedempte knal.  

Ik begon hulpeloos te hinniken. En meende nog vaag te zien dat de man stokstijf stil bleef staan. En dat hij toen, ietwat moeilijk  en onregelmatig, verder wandelde in een tempo dat iets trager was dan het mijne.

 

december 2014

 

 

----

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb