PERFECT

 

Ik sta middenin de grote Aziatische toko en kijk zoekend om mij heen. Ik zie rijen zacht zoemende diepvrieskasten met veel vreemde levensmiddelen uit verre landen.
Tussen de bevroren stinkbonen, kreeften en loempia's zoek ik naar vleesballen. Dat wil zeggen: balletjes van gemalen rundvlees met meel. En ik vind inderdaad ballen van vlees en ballen van vis en ballen van ik-weet-niet-wat, tot ik er duizelig van word.

 Ze zitten allemaal in plastic verpakt, maar ik weet nu dat de door ons gewenste soort een rood etiket heeft. Niet geel, nooit geel, want we hebben proefondervindelijk en griezelend vastgesteld dat in die ballen zeen zit. Dat hoort blijkbaar zo, want het staat er op, in het Engels en in onbegrijpelijk Chinees, Wij willen geen zeen. Wij zoeken stevige, welhaast elastische - misschien zelfs wel stuiterende - gehaktballen,  voor in de Indonesische miesoep, maar zonder stukjes zeen,  

Pas op dit moment, nu ik dit schrijf, vraag ik me griezelend af of die elasticiteit soms komt door fijngemalen zeen. Het zal toch niet waar zijn?

Soi, ze zijn in ieder geval totaal anders dan ‘Oma's’ Hollandse gehaktballen.

 

Mie baso is J's lievelingseten. Hij is er mee opgegroeid tot in zijn vijfde levensjaar en daarna is het abrupt uit zijn dagelijkse menu verdwenen. Namelijk, toen ik met hem en zijn kleine zusje A-tje naar Nederland verhuisde.
Voor die tijd was het als volgt:
J-tje kreeg als ukkepuk al baso van wie er maar in de buurt was. Want baso hoort – tenminste op Java - bij het dagelijks leven.
Daar en toen is J’s diepgevoelde behoefte aan baso ontstaan en in korte tijd geëvolueerd  van een lief, schattig bedeesd vraagje:

- "Please, Mag ik baso? Minta."
via een nadrukkelijke mededeling

- "Ik wil baso! Mau!"
naar een dwingende eis

- "IK MOET BASOOO! Beli!"
Dat had altijd succes, en hij wist het.
Oom,  tante,  grote nicht of neef, buurvrouw. helper, dan wel oppas voelde zich letterlijk geroepen om dan baso voor hem te kopen.
Die durfden echt geen nee te zeggen tegen het kind. Gelukkig was en is baso heel goedkoop. En ook al had je geen geld, dan leende je het even (soms van de basoman himself) en vroeg het later gewoon terug aan J zijn papa.
"Tja, het moest wel, ik kon niet anders, want hij wilde het! "
Anders zou hij gaan huilen en misschien wel schreeuwen en dat moest ten alle tijde voorkomen worden. Je laat een klein kind niet huilen.
Baso dus. Hmmmm.

De basoman - ofwel tukang baso - was op Java alomtegenwoordig. Iedereen eet baso. Zoals wij in Nederland friet eten. Het is geen maaltijd, maar een tussendoortje voor elke dag en voor iedereen. Lekker en betaalbaar. Voor of na school, voor of na het werk. Wil je ook jajan?. Wil je snoepen? Snacken?

Het duwkarretje. ‘Kakilima’. Het geluid: toktok. Een snackbar op wielen, in één ding gespecialiseerd. Een enorme soeppan boven een vuurtje. Een grote soeplepel. Flessen en potjes met ketjap, met sambal, met scherpe pepertjes, gedroogde uitjes, wat zuur. Schaaltjes. Bestek. Plastic zakjes. Een emmer water. Doekjes.
Een haalbare manier om geld te verdienen. Je hoeft niet veel te investeren. Je kunt ermee in je eigen onderhoud voorzien.
Vaak gaat het zo:
Moeder zorgt voor de kinderen en heeft voor de bijverdiensten een ‘winkel van sinkel’ aan huis. Een warung. Vader gaat met de basokar op stap door de stad en komt pas terug als de pan helemaal leeg is.
En jij, jij koopt een schaaltje met soep, drie ballen en wat mie of mihoen. Scheutje ketjap erbij. Of je sambal wil? En voor je het weet zit er een grote schep of scheut bij in.
Je eet bij het karretje. Op de rand van de stoep of  op een muurtje gezeten, of gewoon gehurkt langs de straat. Maar je kunt het ook in een plastic zakje mee krijgen voor thuis. Je mag zelfs het schaaltje mee naar binnen nemen. Dan wacht de man met kar heel geduldig tot je de vuile schaaltjes weer in komt leveren en dan trekt hij weer verder.
Ook onze hond Goofy, de Indonesische kampunghond, was – vanzelfsprekend - dol op baso. Een delicatesse voor een afstammeling van het vuilnisbakkenras, die zijn buik van oudsher met afval vult. Zij dacht nog steeds dat ze moest vechten voor haar eten. En dat deed zij met verve. Ze stal de baso op slinkse wijze en dat was eigenlijk ook wel nodig vanuit haar oogpunt, want wij kochten het niet voor haar. Als er iets overbleef (nee, helaas, dikke pech) of als er iets viel (er was altijd kans), ja, dan.

Toen in Nederland het gemis ondraaglijk voor hem was geworden, ging ik voor J op zoek naar baso. En vond die gewoon in de vrieskast van de toko.
Jarenlang aten wij,  J. A. en ik, thuis in Arnhem, tevreden onze mie baso. En J, als grootste liefhebber, kreeg altijd weer de meeste balletjes. ('Vooruit dan maar, hij vindt het ook zooooo lekker.')
Niks aan de hand. Alles was goed.

Onze eerste en ook  tweede keer, na heel lange tijd terug in Indonesie, wilde J wel twee keer per dag echte originele mie baso (‘asli’) eten.  "Nee, niet alweer!" riepen wij, zijn moeder en zijn zus dan in koor. En dan moesten we weer op hem wachten. Of meeëten natuurlijk.

Voor J was het – sinds die reizen terug naar zijn vaderland – gedaan met onze ‘Hollandse’ kant-en-klaar baso. Hij wilde alleen nog maar de echte.

Het recept:
- gekregen van de hulp van een lieve tante in Jakarta.
- gevonden in een Indonesisch tijdschrift.
- bekeken op filmpjes op You Tube: ‘Pak Ahmed maakt baso’!

- op eigen initiatief: ook nog een struik gezonde groene paksoi

(Ik weet best dat dat niet hoort, maar het is gezond en het slinkt tijdens het korte koken toch tot maar een klein schaaltje vol.)

Dit alles is uitgemond in een soort combinatierecept.

 Het recept:

rundergehakt

tapiocameel

ui

knoflook

zout en peper

En mie

bouillon

ketjap en sambal.

En stiekem paksoi.

 Dit recept is helemaal niet geheim, maar de verhoudingen wel. Want daar gaat het om. Dat begrijp ik nu. Oh, en natuurlijk ijsblokjes! Die spelen een eigen mysterieuze rol binnen dit geheel. 


J was na zijn afstuderen als Visual Designer in een fase van zijn jeugdige leven beland – in between things –  dat hij heel veel tijd te besteden had.

Of ik tapiocameel wilde kopen bij de toko. Rundergehakt hadden we al in huis.. Hij ging zelf basoballetjes leren maken. Sterker nog, hij ging de perfecte basobal namaken.en daarvoor moest hij  eindeloos rundergehakt met tapiocameel mengen. Hij probeerde werkelijk elke mogelijke verhouding uit. Het hek was van de dam.

Meer vlees, minder meel. Minder vlees, meer meel. Evenveel vlees als meel.

De samenhang varieerde sterk, ofwel werd het een rare plakkerige bal, of de bal viel uit elkaar. Ook de kleur van het mengsel varieerde. Alle nuances tussen bruin en grijs kwamen voorbij. Maar de vorm werd al snel perfect. Dan gingen de balletjes in de pan met bouillon. Fijngesneden uitjes erbij. Laten koken. Proeven. proeven en weer proeven. Wij vonden ze inmiddels wel geslaagd, maar hijzelf - de grootste criticus- was nooit tevreden. Hij vond het nooit goed genoeg, want het werd nooit precies hetzelfde als daar in zijn verre vaderland. Wat nu?

Niet opgeven, zou ik zeggen. En de volgende keer gewoon weer een beetje meer dit en een beetje minder dat.  En de keer daarop een beetje minder dit en een beetje meer dat. Maar nee.

End of story:

Hij koopt zijn baso gewoon weer bij de toko. Niet precies even lekker als in zijn geboorteland, maar blijkbaar toch best acceptabel voor zijn verwende smaakpapillen.
Wij, zijn zus en zijn moeder - inmiddels ook een beetje kenners geworden - vinden zijn zelfgemaakte basoballen het lekkerst. Maar wij hebben volgens hem echt geen smaak, dus ook geen recht van spreken.
Nooit in zijn leven zal hij meer zoveel tijd besteden aan baso als toen, na zijn afstuderen.
Als visual designer hield hij zich bezig met het ontwerpen van de perfecte vorm en de perfecte kleur basobal, maar ook van de perfecte smaak.. Het doel van dit alles: basoballetjes - taste and vision - precies zoals daar, in het land van zijn vroegste dromen. En niks digitaal, maar helemaal in de reality.
Was hij maar tevreden zoals wij, na al zijn pogingen. Wij vinden hem gewoon een geweldige ontwerper van basoballen.

 

Hoe dan ook, mie baso zal voor altijd als een magneet op hem werken.

Er zit voor hem eigenlijk niets anders op dan steeds terug naar Indonesië te gaan. Dat heeft hij onlangs dan maar weer gedaan, samen met zijn vriendin.

Zij heeft bij hem thuis vooraf wel moeten oefenen. Het was misschien de ultieme relatietest:

Zal Zij Baso Lusten Of Niet?

Het eten kwam op tafel.

“Wat is dat nou?” vroeg ze verbaasd. Want dat soort eten kent ze niet.

“Dat is baso!”

“Wat is baso”??

Het antwoord hierop is een heel verhaal. Scroll helemaal terug naar boven en lees opnieuw! 

----