VERJAARD 1

Bandung 1993

 deel 1

 

Eén ding was zeker. Ondanks alles was ik jarig vandaag. 
We zaten aan tafel voor het verjaardagsontbijt. J-tje, A-tje en ik. Er was taart en limonade en er was koffie tubruk voor mij. Aan onze vertrouwde, robuuste houten tafel, met het formicablad vol kleine bloemetjes, droomde ik even weg.

 Ach die tafel…...

Slechts één van de weinige overblijfselen uit de oude familiewarung ‘Sakadarna’. Ooit een wijd en zijd bekend eethuisje in de buurt van het Centraal Station te Bandung. Niemand van de familie van mama Siti zag nog waarde in de tafel, behalve ik. Want ik had ook een deeltje van dat verleden meegemaakt. Van toen de warung nog in vol bedrijf was, van toen R’s moeder Siti nog leefde, van toen zijn oma nog leefde. Ooit had ik, als toerist, samen met mijn vader aan zo’n tafel  gezeten, terwijl R’s moeder in het keukentje de scepter zwaaide en ons eten bereidde.Terwijl  hijzelf zijn internationaal befaamde toeristeninformatie over ons uitstortte.

"How to get there? What to pay? What to say?”

Toen we eindelijk van tafel opstonden, waren we meer dan voorbereid op alles wat ons onderweg als toerist eventueel zou kunnen overkomen. Maar helemaal niet op wat er tussen hem en mij nog stond te gebeuren.

Ach die tafel…...

Nu was de tafel meeverhuisd naar ons zoveelste huurhuis in Bandung. Het lag niet ver van Sakadarna aan jalan Kebon Jati en dichtbij een gezellige pasar malam. Ik had het huis voor een jaar gehuurd, nadat ik eindelijk bij mijn man R weg was gegaan. Ik kon niet langer blijven. De grens van mijn uithoudingsvermogen was bereikt. Hier woonde ik nu, alleen met mijn twee kinderen. En ik was jarig.

Op tafel stonden behalve taart ook bloemen, kaarten en postpakketjes. Wat een feest! Ik probeerde normaal te doen voor de kinderen, dus aten we samen aan tafel. Een goede Hollandse gewoonte als houvast. Niet dat het hielp, want ons Indonesische leven viel tóch in diggelen.

‘Maar’, dacht ik, ‘wat er ook verder staat te gebeuren, deze verjaardag in deze nieuwe situatie zal niet ongemerkt voorbij gaan.’

En om mij vandaag toch een beetje blij te maken, gaf ik mezelf symbolisch een nieuwe gouden ring cadeau. Mijn trouwring deed ik af. J-tje had ik zogenaamd oorbellen voor mij laten kopen en A-tje de ukkepuk,  mocht mij een stukje zeep cadeau doen. Het was reuzeleuk en net echt, zo serieus en glunderend als ze mij mijn pakjes gaven.

Ik moest toch - heel even - aan de verjaardag van R denken. Die was vorige week natuurlijk weer helemaal onopgemerkt voorbij gegaan. Ik moest oppassen, anders ging ik tegen beter weten in toch nog iets van medelijden voelen.

 

Ik had net de boel weer een beetje aan kant toen mijn Duitse vriendin G binnenkwam. Fijn voor mij, want naast alle lieve opbeurende brieven uit Nederland die ik ontving, had ik in deze moeilijke periode echt wel wat steun in levende lijve nodig. Aan de andere kant had G misschien ook wel iets aan mij, want het schuitje waar zij in zat, leek erg op het mijne. Ook zij woonde als westerse vrouw in Bandung, ook zij was getrouwd met een Indonesische man. En ook zij verkeerde niet in ‘the time of her life’. Huwelijk, werk, de toekomst, ook voor haar was het onzekerheid troef.

Later deze dag zouden we samen naar vriendin M gaan. Die had ik leren kennen via de internationale speelzaal in Bandung, ‘de Coöp’. Haar dochtertje ging daar naar toe en mijn zoon J-tje ook. Ik vond het belangrijk dat hij ook een beetje van het westerse leven en de westerse waarden en normen op zou snuiven.

Haar (eveneens Nederlandse) man had een baan voor bepaalde tijd, bij de vliegtuigfabriek in Bandung en zij hoorde dus bij de ex-patriates, kortweg expats genoemd. G en ik daarentegen hoorden bij de Indonesiërs. Er was een duidelijk verschil in stand tussen ons, maar toch hadden we genoeg dingen gemeen. Zoals de Nederlandse nationaliteit en ieder twee kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd.

Vandaag had ze mij, met mijn kinderen en onze vriendin G, bij haar thuis uitgenodigd, om daar met elkaar mijn verjaardag te vieren. Een bijzondere regeling. En ook bijzonder aardig. Het was de omgekeerde omgekeerde wereld voor mij, want mijn leven stònd al op zijn kop. Het voelde alsof alles rechtkwam, voor één middagje.

Er zou koffie zijn en er zou taart zijn. Ik zou cadeautjes krijgen. G en ik zouden ons allebei - rechtstreeks vanuit onze ‘authentieke’ kampungrealiteit -  in een ander land verzeild wanen: Luilekkerland. In stroompjes van heerlijke, lang ontbeerde rode wijn en op eilandjes van smeuïge,  lang niet gegeten brie, geplaveid met zalige, nauwelijks nog herkende olijfjes, zou ik daarna een moment al mijn problemen vergeten. De kinderen, gelukkig even uit de dagelijkse maalstroom weg, zouden lekker spelen. J-tje zou zelfs zo enthousiast worden, dat hij al het speelgoed van de kinderen des huizes zou uitspreiden over de tegelvloer.

Maar dat was later.

 

Uren voor dit zeer geslaagde uitstapje zaten G en ik in mijn schemerige huiskamer wat te praten en te zwijgen, de zon bewust buitengesloten. Goofy, de kampunghond, lag te slapen in een veel te klein cadeaumandje. Dat had ze ’s ochtends na het uitpakken van de pakjes blijkbaar ergens onder onze tafel-met-een-verleden buitgemaakt. En ik lag in scheiding. De procedure bij de islamitische rechtbank van Bandung - Pengadilan Agama - was eindelijk op gang gekomen. De afgelopen dagen kon ik van de stress nauwelijks eten. Ik was heel blij dat G met me meeging en in de buurt was, toen ik moederziel alleen werd opgeroepen. En dat ze ook daarna bleef proberen om  mij wat af te leiden en te steunen.

Gelukkig had ik nog geen idee hoe die hele, vreselijke echtscheidingsprocedure verder zou verlopen. Gelukkig wist ik nog niet dat ik wel drie of vier keer officieel zou worden opgeroepen. Dat bleek wettelijk verplicht, als de andere partij niet kwam opdagen. Die kreeg zo drie keer een kans om toch te verschijnen. En iedere keer stond ik daar alleen..

Vandaag was ik jarig. Ik voelde aan den lijve dat alles meeverjaarde en dat alles veranderde. Toen ik hier eindelijk mijn Indonesische leven zo’n beetje had opgebouwd, begon het alweer af te brokkelen onder mijn handen.

‘Als geen echtgenoot meer, dan geen sponsor meer, dan geen verblijfsvergunning meer, dan geen werk meer en helemáál geen rechten meer.’ Dat was de riedel die onophoudelijk door mijn hoofd ronddraaide. En waar ik ’s nachts van wakker lag. Wat moest ik doen? Het was een duivels dilemma. Niet in Indonesië mogen blijven, maar ook niet weg kunnen, vanwege de kinderen. Ik zou zonder pardon het land uit, de grens over moeten en alleen nog met een toeristenvisum terug kunnen keren.

In deze sombere, hopeloze stemming bevond ik mij op mijn verjaardag. Met G en met J-tje en A-tje, die in een hoek van de kamer lief aan het spelen waren. Kleine A-tje, nog geen twee jaar oud, had het voor elkaar gekregen om haar pop in de slendang te hijsen, die ze op haar schouder in elkaar gedraaid had. Precies zoals het hoorde. Ze droeg de ‘baby’ volleerd op haar heup, zoals ze zelf door mij gedragen werd en zoals alle vrouwen in Indonesië nou eenmaal doen. Wat een kind!

J, de kleuter, was lekker bezig met zijn brandweerauto en zijn boekjes.

Toen rammelde het hek voor ons huis.

 

Wordt vervolgd

 

 

 

12 april 2015

 

 

- - - - 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb