WAAKHOND

In dit verhaal speelt onze kampunghond Goofy een niet onbelangrijke bijrol.

 

Ze heeft het gevoel dat ze pas net in bed ligt als ze wakker wordt. Er klinkt gerommel en gestommel. J. staat al naast haar.

"Kom nou, mama! We zijn veel te laat voor school!"
Geschrokken gaat ze rechtop zitten en kijkt op de wekker.
"We zijn nog op tijd hoor lieverd.”

"Maar... we hoeven helemaal niet op te staan. Het is zondag J-tje. Gauw, terug je bed in!"

Zonder af te wachten wat het kind verder gaat doen, laat ze zich weer achterover zakken. Rondom het klikkende geluid van legoblokjes bouwt zij haar dromen weer op. Ergens middenin duikt ook A-tje op. Haar heldere stemmetje klinkt overal doorheen.
"Hallo mama, ik ben d'r ook weer.....".
Vervolgens is het een tijdje stil.
".....en ik heb ook in m'n bed geplast."
Maar haar moeder hoort het niet meer. Die draait zich slechts om op haar andere zij en trekt het dekbed over haar hoofd. Alleen een klein plukje haar steekt er nog bovenuit.
Pas later, als alle afzonderlijke geluiden in huis samen in een soort kakofonie losbarsten, schieten haar ogen weer open.
"Alsjeblieft, zet die televisie eens zachter, doe de deuren dicht en schreeuw niet zo, verdorie!" roept ze met een bonkend hoofd vanuit haar bed. "Een mens kan niet eens rustig uitslapen in zijn eigen huis, op zondag notabene. Leren jullie nou nooit dat.................................."
Ze ligt te ratelen als een oude wekker en voor ze helemaal is afgelopen, slaapt ze alweer. Verbrokkelde dromen, onrustige dromen.
Opnieuw wakker geschrokken ziet ze de hond Goofy breeduit bovenop haar lekkere zachte lievelingstrui in de grote leunstoel liggen. Hoe durft ze? Een moment kijken ze elkaar recht in de ogen, dan knijpt de hond snel de hare dicht. Ze gelooft vast en zeker in struisvogelpolitiek. En de hond heeft geluk. Het vrouwtje in het bed wil maar één ding en dat is verder slapen. Dus er gebeurt niets.
"Mama, mag ik drinken?"
".......Tuurlijk A-tje, pak maar appelsap uit de koelkast. Dat kan jij wel."
Het kind loop zingend weg. "Appelsap, bessensap, sinasap, appelflap, appelsap…".
De hond....
Lichtbruin, gladharig, met opstaande puntoren, onstuimig. Het hart overlopend van liefde voor de mens. Als eerstgeborene voelt zij zich het oudste kind in huis, hoewel dat niet de juiste term is voor een middelbare hondendame. Zelf vindt ze het vanzelfsprekend dat ze overal de eerste rechten op heeft. Maar daarin wordt ze toch vaak teleurgesteld. Op het gebied van aandacht en wandelen, komt ze grof tekort. En daar werkt ze aan. Daarom rent ze aan het strand op wildvreemde mensen af en zet zich plompverloren voor hen in het zand, de kop diep gebogen, de ogen schuin omhoog gericht; een toonbeeld van overgave. Weinig mensen zijn ertegen bestand. Uitverkoren te worden door zo'n lieve hond, dat raakt het hart. Bijna iedereen gaat wel even door de knieën voor een aai. En zie dan nog maar eens probleemloos weg te komen. Lachwekkende taferelen kunnen het gevolg zijn.
Ach, de hond.
In haar bed verkeert de vrouw nu tussen waken en slapen in. Nog wat beelden zweven langs haar geestesoog.
Ondeugende hond, die gaten graaft in plant, tuin en bank.
Hongerige hond, die altijd in is voor het overnemen van een hapje uit een handje.
Zielige hond, die helemaal niet zielig is, maar heel goed zo kan kijken.
Allerliefste-van-de-hele-wereld-hond, die overloopt van aanhankelijkheid en liefde voor haar gezin.
Pas nadat deze stroom - zachtjes, als om haar niet verder te storen - door haar hoofd is gegleden, doemt de harde werkelijkheid op…..
…..'Dode hond!' denkt ze.
Dan staat ze maar op.

 

----