Was ich noch zu sagen hätte … 

Boekenweek 2016

Feitjes

 

Ik heb niets met Duitsland. Ik ben dus gauw uitgepraat.

Duitsland ligt naast Nederland. Punt. 

 

Als schoolkind kreeg ik ooit een Duits vakantievriendinnetje, Martina. Het was op Texel in de jaren 60. We leerden elkaar woordjes en gaven er vrolijk handjes en voetjes aan. Zo begrepen we elkaar prima. Mijn ouders spraken Duits op z’n Nederlands, waar ik om moest lachen. Dat was alles.

Op de middelbare school koos ik Duits in mijn examenpakket. Het was vreselijk. Ik heb behoorlijk in de clinch gelegen met die onmogelijke naamvallen. Liefde voor de taal is er niet uit voortgekomen. Zelfs niet toen ik op mijn 15de een kortstondige vakantieliefde had, met Addie, een Duitse jongen die een beetje op Mick Jagger leek. Meer was het niet.

Tijdens latere reizen en vakanties - die nooit naar Duitsland gingen - ontmoette ik natuurlijk ook Duitsers. Zelden raakte ik met hen bevriend. Ik sprak ook veel liever Engels dan Duits. Zo was het.

Duitsland was fout.  Mijn grootouders van moederskant moesten ooit met hun kinderen evacueren, tijdens ‘de Slag om Arnhem’. Die hebben genoeg ellende meegemaakt dankzij Duitsland. Ik hoorde opa Frits nooit iets anders zeggen als ‘moffen’. Maar diezelfde opa heeft als bejaarde wel twintig bootreisjes gemaakt, over de Rijn. En waar ging dat heen? Juist.

Mijn andere grootouders kwamen eind jaren twintig na vele verhuizingen, via Zeist en Heerlen, ook in Gelderland wonen. Mijn vader werd in Rheden geboren, als zevende in de kinderrij. En daar bleef het niet bij. Drie kinderen overleden in hun eerste jaar. Het moet vooral voor mijn oma een zware tijd geweest zijn.

Volgens mijn vader was oma Sophia een raar portret. Zij had bijvoorbeeld een aantal grappige woorden in haar vocabulaire, vooral als ze boos was. De kinderen moesten daar altijd erg om lachen. (Wat zouden ‘Jerülen’ trouwens zijn?). In de oorlog heeft zij eens een stelletje Duitse militairen de oren gewassen. Die kwamen aan haar deur weer eens iets vorderen. Een fiets of zo. Zij zat nooit om een woordje verlegen en snauwde tot slot dat ze zich gewoon voor hen schaamde. Duitsers waren voortaan ‘moffen’. En haar opgeschoten kinderschare zei het haar na. Het gezin is relatief goed door de oorlog gekomen. Voor mijn  jongste oom - toen een klein kind - was het vreemd genoeg misschien wel de mooiste tijd van zijn leven.

Helaas heb ik deze oma nooit gekend. Oh ja, dat is waar ook… oma Sophia was geboren en getogen over de grens. Het was vast maar een héél klein stukje. Ach, oma was natuurlijk ook maar een héél klein beetje Duits. Een onbeduidend en door mij verwaarloosd feitje dat geen enkele rol heeft gespeeld in mijn (naoorlogse) leven.  

Nee, ik heb niets met Duitsland. 

Mijn vader en alle ooms en tantes zijn inmiddels overleden. Op één negentigjarig tantetje na. Ik, als ‘kwartje’, heb haar toch het één en ander te vragen.

 

 

9 februari 2016

 

 

- - - -