HOEZO INDO

deel 1

 

Mijn dochter A vindt zichzelf terug in de smaak van Indonesisch eten en in grappige uitspraken over Indo’s. Zoals:

‘Sponscake voor iedereen!!!!’  

‘Even snoepen uit de pan.’

'Indo's be like: 'Altijd je bestek bij de hand.'

Ik zie op Facebook van alles voorbijkomen. Want ze liket wel het een en ander. Er komen ook steeds meer indo sites. (Indisch - wat en hoe, Indos be like’, Indoweb). De tijd is rijp.

Ik ken de oorsprong van haar interesses als geen ander. Want haar leven begon in Bandung, met vijftig procent Nederland en vijftig procent Indonesië, gevat in een allerschattigst baby’tje. Als kleintje had ze lichtbruin haar en dat viel op. Je haalde haar en haar ‘grote’ broer er in een groep zo tussenuit. Wat werden ze mooi gevonden, mijn kinderen van gemengd bloed.

“Ach, jij bent mijn lieve kleine potomodel!”.* De Indonesische tantes wisten het wel, daar kon het tweejarige A-tje later geld mee verdienen. Of anders moest ze maar actrice worden, want voor knappe Indo’s was dat een koud kunstje. (Dit alles gold natuurlijk ook voor ‘grote’ broer.)

Al snel zat A-tjes peutermond vol lekkere hapjes, aangedragen door behulpzame familieleden. En als het van mij - haar bloedeigen moeder - niet mocht, gebeurde het gewoon stiekem toch. Want ‘eten moet, anders ga je dood!’ En eten kon ze. Te pas en te onpas.

En dan was er toch nog ruimte voor woorden. Zo klein als ze was, zat haar mond ook daarmee vol. Met woorden, bij elkaar gesprokkeld in haar dagelijkse leventje in gemengd gezin, Sundanese familie en internationale toeristenaccommodatie. En die woorden kwamen er allerliefst grappig uit, zo door elkaar geklutst. Nederlands, Indonesisch, Engels, Sundanees, voor haar kinderstemmetje maakte het geen verschil. Het leergierige aagje zei alles na. Zo klein als ze was, wist ze al gauw wat ze tegen wie moest zeggen. Bij mij hoefde ze bijvoorbeeld niet met Sundanees aan te komen. Want dan kon het wel eens lang duren voor ze zich begrepen voelde en haar zin kreeg. Op de arm van een tante of bibi, kon het echter een gezellig Sundanees onderonsje worden, totdat het gesprekje - met wat hulp - speciaal voor mijn oren vertaald werd in Bahasa Indonesia. Het is voorgekomen dat A-tje in onze losmen van bovenaan de trap helemaal naar mij beneden riep, dat zij samen met bibi  de was had opgehangen op het (platte) dak. Een prachtige Indonesische volzin, die mijn oren liet klapperen. Was dat wel gewoon voor een kind van twee? Of had ik misschien een kletskopje istimewa* gebaard?

Slechts een jaar later spraken wij in Nederland met z’n drieën Indonesisch, vermengd met iedere dag méér Nederlandse woorden. Al gauw was iedereen vol lof over de vorderingen van mijn kinderen.

“Wat spreken ze al goed Nederlands!!!”

Maar dat was helemaal niets bijzonders. Ik had ze tenslotte van jongs af aan met  mijn moedertaal bestookt. Wel bijzonder was de snelheid waarmee ze het Indonesisch en Sundanees achter zich lieten. Het verdroot mij zeer dat er na een tijdje alleen nog sprake was van enkele folkloristische Indonesische overblijfselen in hun woordenschat. Zoals:

“Kijk een kuda.”

“Pas op je kepala

“Wat is hij nakal

“Zij doet kentut” 

Als tegenwicht voor dit voortschrijdende verlies van taal las ik iedere avond voor uit Indonesische prentenboekjes, alsof ons leven ervan af hing. (Bijvoorbeeld over een peuter, die erg op A-tje leek en die de hele tijd riep dat ze met haar broertje mee wilde: “Aku ikut! Aku ikut!”) Ik las zelfs voor in het Sundanees, uit ‘Volksverhalen van West-Java’, ooit in Bandung met een vooruitziend oog aangeschaft. De verhalen gingen over ‘Nyi Loro Kidul’, de godin van de Zuidzee, of over ‘Si Kabayan’, een Sundanese Tijl Uilenspiegel. Ook al was de inhoud abracadabra voor mij, ik kon de woorden en zinnen met gemak uitspreken. De klanken waren werkelijk heel vertrouwd. De kinderen vielen er bij in slaap (dat was niet helemaal mijn  bedoeling).  

Al deze vertrouwde woorden vervaagden steeds meer, net als het Indonesische verleden. Voor A-tje besloeg die periode ook maar twee en een half jaar. Op een mensenleven is dat niet zoveel……

Hollandse jaren volgden. De bewaardoos van A-tje raakte gevuld met tekeningen, wat kleertjes, speelgoed en woorden. Nederlandse woorden. Je moest diep graven om nog iets van haar Indonesische jaren te vinden.

De tekeningen uit haar peutertijd roepen voor haar misschien wel wat aanverwante herinneringen op. Van toen we net in Nederland waren en bij opa in huis woonden. Er zijn veel tekeningen van ‘dingetjes’. Misschien kwam het door onze manier van vragen stellen, als ze weer een nieuw kunstwerk klaar had. We, haar opa en ik, lieten altijd alle opties open. Daarom lezen we hier onder andere bijschriften als:

‘aardappel’

‘tomaten’

‘worst en fluit’

‘pot met snoepjes’

‘reclame van aardbei’.

Deze periode van 'dingetjes' ging over in haar IK - tijdperk, met veel prinsessen en hartjes en regenbogen erbij. Om uit te monden in een duidelijke periode van vrolijke meisjes met krullen en streepjestruien. Het wemelt ervan. Misschien was ze het toch steeds zelf, maar dan met een hoofd vol gewenste krullen. Soms staat er een zonnetje boven, dat zegt:’Haaa, ik schijn’. Ik lees ook ergens: ‘Ik ben blij en boos tegelijk. Maar ik zeg niks.’

Huizen en huisjes zijn er in alle soorten en maten. Waarbij de gezellige  ‘schoenenhuizen’ niet onvermeld mogen blijven. Dan nog een realistische weergave van ons hamsterhuisje. Getekend als cadeau voor de eerste - en enige - verjaardag van Hamsie, onze toenmalige dwerghamster. (Heel droevig hoor, dat zo’n beestje niet ouder wordt. Hij rust in vrede onder een balkon.)

Dan komen er andere dingen tevoorschijn:

  • Een plakboek van een zomervakantie thuis.
  • Een meetkaart voor aan de muur, met aangestreepte lengtematen.
  • Verjaardagskaarten van mama en van J. (traditie bij iedere verjaardag in ons gezin). En van ieder jaar op de basisschool.
  • Medailles van judo en handbal waar ze lid van was. En van een schoolvoetbaltoernooi.
  • En nog veel meer. 
  • En woorden. Schriften, werkbladen, notities, verlanglijstjes, briefjes, gedichten en verslagjes met woorden gevuld.

Er zijn er een paar, die ik niemand wil onthouden.

  1. ‘We sprongen met z’n allen op banden die geluid maakten. We hadden ruzie met een paar kutblagen.’

(Kort en bondig verslag van een schoolreisje)

  1. ‘Ik praat niet meer tegen jullie, zolang als ik leef. Ik ben heel boos op jullie allebei. Ik haat mijn broer. Probeer maar niet om me op te vrolijken. Want dan loop ik weg en kom ik niet meer terug. Veel plezier met die kutbroer van me. Ik hou jullie in de gaten.

(Haatbrief in driftig rood getypt op de van opa geërfde typemachine. Enigszins ingekort)

Conclusie: dit kind is zo Nederlands als wat. En een brutale aap! Maar het eerste blijkt voorbarig! Je moet wèl diep graven om nog iets van haar eerste - Indonesische - jaren te vinden.

  • Onderin de doos is de pop Roosje natuurlijk niet over het hoofd te zien. Dat was mijn verjaardagscadeau voor A-tjes eerste verjaardag. Ik had haar - dit evenbeeld van mijn dochter - in een luxe warenhuis in Bandung gekocht. Ze zat daar zo bijdehand naar mij te kijken met haar ondeugende bruine ogen, haar bruine haar en haar vrolijk lachende mond, dat ik na één blik al verkocht was. Ze kwam heel goed terecht bij A-tje, ook al hield ze er een zwiebelend hoofd aan over. (De pop. Niet mijn kind).
  • De zachte Winny de Pooh-knuffel reisde eveneens vanuit Indonesië met ons mee naar Nederland. Ik kon die echt niet achterlaten.
  • Dan een geplet wit kinderpetje met opdruk: ‘Ksatria Baja Hitam’. Ach ja, dat was de grote held van haar vijfjarige broer in die tijd. Natuurlijk was A-tje, de kleine papegaai, net zo enthousiast als J. Samen zaten ze aan de tv gekluisterd, in de grote huiskamer van ons laatste huis, in de buitenwijk Cibeureum. Ik hoor in mijn herinnering nog hoe de plafondventilator op volle toeren draaide, terwijl een dramatische stem door de kamer schalde: “Ksatriaaaa, Bajaaaa Hitammmm’. (Zoiets als: ‘De Ridderrrr van Zwarrrrt Sssstaallll’). En mijn A-tje en J-tje galmden alles hardop mee.

In een bewaardoos, die uitpuilt van Nederlandse zaken, zijn dit zo’n beetje de enige tastbare Indonesische herinneringen. 

 

Maar het is een begin.

 - - - -

  • potomodel.  In Indonesie heeft men wat moeite met de letter F. Die wordt vaak uitgesproken als P. (foto = poto,  film = pilm,  Frits = prits
  • istimewa: speciaal.
  • kuda: paard,
  • kepala: hoofd,
  • nakal: stout,
  • kentut: een scheet laten

 12 oktober 2015 

 - - - -