HOEZO INDO?

deel 2

 

In de bewaardoos van A-tje zitten slechts een paar tastbare herinneringen aan haar eerste jaren in Indonesië. Maar …. er is meer .

Bijvoorbeeld het batikbloesje in een grotere maat. Dat heb ik even apart gelegd, want het heeft ook iets te zeggen. Het is namelijk een link naar een andere herinnering. Ze heeft het gekregen van oudtante En uit Jakarta, toen wij na vele jaren met z’n drieën voor het eerst weer terugkwamen in Indonesië. A was toen veertien jaar en haar broer zeventien. Die reis heeft wel het één en ander opgerakeld. Kwam het doordat we in Bandung plompverloren terecht kwamen op het trouwfeest van een nichtje? A was door weer een andere tante voor het feest uitgedost in sarong en kabaya. Haar broer kreeg na enig sputteren een 'jas tutup* aan en een 'topi* op. Iedereen vond dat ze er zo mooi en zo Indonesisch uitzagen. Er is nog ergens een foto van zus A en broer J in die traditionele kledij, omringd door een groepje Indonesische familie. Ikzelf sta erbij als een wat lompe Hollandse toerist. Een vreemde eend in de bijt. Een niet-Indo. Feit is, dat er toen iets in haar wakker werd, in die kring van ‘onbekende,’ bekende  familie.

Een vertrouwd gevoel? Misschien een vaag gemis waarvan ze voorheen niet wist dat het bestond?

Terug naar het heden. Zo herkenbaar Indonesisch is haar grote interesse voor eten. En voor lekkere hapjes. Die eet ze niet alleen graag, ze maakt ze ook zelf, met veel plezier. Ach ja, om te jajan. De hele dag door. Altijd en overal. Onvoorstelbaar.

Het kind beseft nu beter dat ze aan de andere kant van de wereld, heel ver weg, ook familie heeft. Een grote familie, die daar een heel ander leven leeft dan wij. Waar je gewoon heen kunt gaan. En dat het dan is alsof je nooit weg bent geweest. Alsof je elkaar gisteren nog hebt gezien. Verbijsterend. Vooral voor A, die zich niets herinnert van haar eerste tropische jaren en dus ook niet van al die mensen, die haar hebben rondgedragen, die tegen haar hebben gepraat en die met haar hebben gespeeld.

Haar familie is al flink uitgebreid. Iedere keer worden we ‘wilujeng sumping!’ geheten, door steeds meer mensen met steeds meer kinderen in hun kielzog. Allemaal trots op hun neef – ‘cakep’ - en nichtje – ‘cantik’ - hun knappe familieleden uit Nederland. In het aangename warme badje van herkenning, herinnering, verwantschap en lekkere hapjes groeit het besef: ‘Ik ben een Indonesiër’. En: ‘Ik ben geen gewone Nederlander. Ik lijk op mijn Indonesische familie’. Oh en 'die voorliefde voor lekker eten altijd en overal heb ik duidelijk van hen. Net als die gastvrijheid. De vanzelfsprekendheid om te delen wat je hebt. En blijkbaar zijn ‘wij’ allemaal oesters, als het om gevoelens gaat. 

In de jaren daarna ontdekt ze steeds meer Indonesië in zichzelf. Maar er zijn ook tegenstrijdigheden, als beide landen zich tegelijk doen gelden:

  • Bruin is mooier! Nee, wit is mooier! Nederland roept: ‘Wat ben je toch lekker snel bruin. Mooi hoor!’ En andersom roept Indonesië: ‘Wat ben je toch hitam geworden. Jammer hoor!’
  • Alles delen is goed. Zuinig zijn is beter. Of andersom.
  • Familie in twee werelddelen dat is leuk, maar ook heel onhandig. Waar moet je zelf dan wonen? Je hebt altijd maar de helft.
  • Ik wil privacy. Ik ben bang alleen. (Tja, wat is het nou?)

Alles is tegelijk in haar aanwezig en door elkaar. Als hutspot, of als nasi campur, Je gooit er van alles bij en dan heb je iedere keer een ander gerecht. Maar… niet alle combinaties zijn even lekker!

Ik heb me toch een beetje door haar, de anak campur laten bedotten. Ze leek jarenlang gewoon een Nederlands kind, dat een beetje donker was uitgevallen.

 “Is er niks te snoepen mama.?”

“Jawel kind, hier is een dropje, of wil je liever een After Eight? Of een bokkenpootje?”

“Neee,” zegt ze, “ik neem wel die Ting Ting Jahe”. (gembersnoepjes)

Of:

“Is er niks te eten mama?”

“Jawel hoor, Er is brood genoeg.”

“Neee.” zegt ze, terwijl ze haar Jip en Jannekebestek uit de keukenla haalt. ”Dan neem ik wel een pakje Indomie met een ei.”

Zucht. Waar gaat dit naar toe? Nou, uiteindelijk weer naar Indonesië natuurlijk. Ik had het toch kunnen weten? Haar andere vijftig procent heeft behoefte aan echte nasi, aan echte saté, aan kelapa mudah, aan zon en warmte, aan de klank van het Sundanees, aan haar verre familie. Er is nog van alles terug te vinden en te (her)ontdekken in het land waar zij haar eerste jaren heeft doorgebracht.

Is het zo, dat voor haar broer alles wellicht anders ligt? Vorig weekend kwam hij weer eens een keertje thuis slapen.

“Ik heb honger.” zei hij op zondagochtend.

“Dat is mooi.” antwoordde ik. “Er is beschuit en brood. Of wil je muesli? Je weet de weg”.

Hij tilde een deksel op, keek in de pan, pakte een kom uit de kast, en schepte die vol met mijn zelfgemaakte, zeer gevulde kippensoep.

Is er rijst? vroeg hij.

Aduh, ik had het kunnen weten.

 

 

24-10-2015

 

 

  • jas tutup: traditionele hooggesloten jas voor mannen
  • topi: hoofdbedekking voor mannen
  • jajan: snoepen, een hapje tussendoor
  • wilujeng sumping hartelijk welkom (Sundanees)
  • cakep knap (voor mannen), Spreek uit tjakep 
  • cantik: mooi (voor vrouwen). Spreek uit tjantiek
  • hitam: zwart
  • campur: gemengd, door elkaar. Spreek uit tjampoer. Nasi campur is rijst met van alles erbij en door elkaar. Meestal iets van vlees, van groente, van ei, tahoe en/of tempé. Maar alles mag.
  • anak: kind
  • kelapa mudah: vruchtwater van een jonge kokosnoot 

 

 

 

- - - -