Beweging

 

‘Dat moet ik doen’, dacht de behoorlijk dikke man, ‘ik zou moeten gaan wandelen! Dat hoeft niet al te inspannend te zijn, dus dat kan ik wel.’

Hij bleef lui in zijn stoel zitten, keek de kamer rond en zapte naar een ander tv kanaal.

...' haal ik het eruit als het goed gaar is. Ik snij er een stukje af en ..... hmmmm, heerlijk knapperig en zó sappig van binnen, daarmee...'

Zou hij vanavond nog gaan schrijven aan zijn alternatieve kookboek? De deadline naderde. Of zou hij het maar voor gezien houden? 

Voor hij het wist, stond hij in de keuken met een vork in een stuk gebak te prikken.

‘Dat is de bedoeling niet!’ spookte het nog door zijn hoofd.

Aan de andere kant had hij nu wel bewogen en bewegen is goed. Op zijn tenen rekte hij zich uit om een grote schaal bovenuit de kast te pakken, die ene op de allerhoogste plank. Daarna volgden twee kniebuigingen voor de koelkast, waarna hij omhoog kwam met een zware pan in de ene hand en een dik stuk worst in de andere. Hij schepte met overdreven weidse armbewegingen een flink restant pasta in de schaal, sneed de worst in dikke stukken, schonk cola in een glas en zette alles op een dienblad. Tevreden over deze lichaamsbeweging balanceerde hij met het blad terug naar de kamer en zeeg neer, om direct weer op te staan. Hij zette het bord met worst bovenin het wandmeubel. Ondertussen was de film begonnen. Een onbetrouwbaar ogend type noodde een mooie vrouw met bange ogen aan zijn welvoorziene dis.

De man voor de tv lepelde zijn schaal leeg en liep onmiddellijk naar het wandmeubel. Na twee uitgekiende rekoefeningen kreeg hij het bord te pakken, at hijgend alle worst op en ging nog voor het einde van de film vermoeid naar bed. 

Morgen was er weer een dag.

 

In zijn droom legde hij licht als een veertje hele afstanden af. Langs de weg stonden zijn moeder, zijn ex-vrouw, zijn huisarts, zijn diëtist en zijn psycholoog te applaudisseren. Ze dansten roulerend rondjes in de ravioli, schopten kwalijk tegen knapperige kippetjes en trapten krakend koeken tot kruimels, allemaal om hem te helpen. Opeens verdween iedereen en realiseerde hij zich hoe graatmager hij was. Hij schrok zo, dat hij spontaan in tweeën brak.

 

‘Wie ben ik dan?’ galmde het bij het ontwaken na, in zijn linkerhelft. Zijn rechterhelft was sprakeloos. Het duurde even voor hij weer zijn complete gevulde zelf was.

Na een stevig ontbijtje stak hij op zijn wandelschoenen de weg over. Alles was in orde. In zijn koffertje wist hij zijn proviand. Hij begon het pad langs het bos te volgen. Al snel liep het zweet in zijn ogen en vertroebelde zijn zicht. Hij pakte zijn zakdoek, dacht kort na en liep recht de wei in, om zo een flink stuk van de geplande wandeling af te snijden. 

‘Leuk die boterbloempjes.’ boter – bloem – deeg - boterkoek.  

Zijn koffertje werd nu ook wel erg zwaar en het gras werd hoger en hoger. Zou hij even.… ?

Manmoedig ploegde hij eerst nog een stukje voort en keek niet meer op of om. In een lange smalle schaduw bleef hij staan. Hij zette zijn koffertje tegen de pilaar.

‘Best een goede plek om te pauzeren en een kleinigheid te eten’, concludeerde hij, ook al riep zijn nog ongeschreven, alternatieve kookboek om aandacht. 

Hij spreidde zijn kleedje uit en liet zich moeizaam naar beneden zakken. Achtereenvolgens haalde hij de pizza, de cola en de cake tevoorschijn. En at en dronk alles op. 

‘Boeie’, dacht hij. ‘Dun is ook niet alles.’

Onderweg terug naar huis, draaide hij zich nog een keer om en zag verbaasd dat de pilaar waar hij tegenaan had gezeten helemaal geen pilaar was. Misschien was hij de enige die de vingerwijzing zag naar zijn voorland, een dikke man met de illusie van een kookboek, een heel plat en dun kookboek.

 

 

 

 

 

©vanrijn-stroomt-over

24-03-2019

 

- - - - 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb